#BIJZONDER
Wat hebben gaps, drops, tafeljumps en rollers met elkaar gemeen?
Dit zijn allemaal termen uit het downhill mountainbiken. Een gave sport die Luc Salden beoefent en waarover hij met enthousiasme vertelt.
door Atie le Sage
Leerlingen brengen veel tijd door op school of met het maken van huiswerk. Gelukkig hebben ze ook nog een leven na school, dat veelal bestaat uit sporten, bijbaantjes en chillen. Maar er zijn ook leerlingen, zoals Luc en Merel, die hun tijd besteden aan iets bijzonders. Ze vertellen erover in deze rubriek.
Wie ben je?
Ik ben Luc Salden en ik zit in klas t1f.
Ik heb gehoord dat jij een bijzondere hobby hebt. Kun je daar iets over vertellen?
Ik fiets graag en dan het liefst mountainbiken en het liefst downhill mountainbiken. Dat vind ik echt het allergaafst. Dat doe ik dan bijvoorbeeld in Oostenrijk of in Duitsland. Waar ik woon, in Mook, hebben we ook een bikepark! Dat heb ik samen met mijn vader en een andere groep mensen gebouwd. Heel veel mensen komen daar fietsen en dat is echt super leuk om te zien. Ik fiets daar zelf heel vaak. Ik woon er vijf minuten vandaan. In de winter wordt er minder gefietst en worden bikeparks vaak gebruikt om te skiën of te snowboarden.
Hoe kwam je erbij om te gaan downhill mountainbiken?
Mijn vader deed het al voordat ik geboren was, toen zat hij ook op het Kandinsky College. Mijn eerste loopfietsje was al een soort mountainbike. Een tijdje heb ik veel gewindsurft, maar daarna ben ik toch weer gaan fietsen. Ik vind het echt super leuk en zou eigenlijk niet meer zonder kunnen.
Hoe vaak fiets je?
In de winter houden we de rondjes korter, maar ik doe het wel heel graag. Als ik op zondag vrij heb, ga ik met mijn vader fietsen en dat vind ik super leuk. Een rondje is dan ongeveer 1 uur. In de zomer en met lekker weer ben je in Nederland wel 1,5 tot 2 uur bezig. In Oostenrijk fietsen we bijna een hele dag.
Bikepark Mook
Meer informatie over Bikepark Mook vind je op https://bikepark-mook.nl/. Iedereen is welkom, het is gratis, je kunt er ook wandelen en de omgeving is heel mooi.
Hebben jullie bomen moeten kappen om de baan aan te leggen?
Nee, het was een oude storthoop. Het was best moeilijk. In 2013 is mijn vader al met een vriend begonnen met dingen uit te zoeken, zoals een vergunning. Nu is er een groep en iedereen doet waar hij/zij goed in is. Iedere zaterdag wordt er nog gebouwd, onderhoud verricht of iets gerepareerd.
Draag je beschermende kleding?
Ik fiets met een helm met kinprotectie, ik draag knie- en elleboogbeschermers en rugprotectie. Als ik met flat pedals rijd draag ik ook scheenbeschermers, want als je valt wil je niet met de pinnen van de pedalen tegen je schenen aankomen.
Twee zomers terug ging ik voor de 1e keer naar een bikepark. Toen is voor mij het bikeparken echt begonnen en afgelopen zomer hebben we ook heel veel gefietst.
Wat voor soort stunts doe je?
Ik oefen trucjes. Ik ben nog niet over de kop gegaan. Salto’s zijn wel mijn goal. Ik zit mede daarom ook nog steeds op turnen vanaf mijn 6e. Het is wel spannend, ik heb nog nooit salto’s met de fiets gedaan. Ik heb al wel ‘air-control’: waar je in de lucht zit, wat je dan doet en wanneer je moet uitstrekken om op je benen te landen i.p.v. op je rug. Dat is net als bij woordjes leren: hoe vaker je iets doet, hoe beter het gaat.
Ik heb twee fietsen, een met een vork die doorloopt naar waar het frame zit en een met een vork die langer doorloopt en waarmee je minder ver kunt sturen, maar meer vering heeft. Het is een echte downhill-fiets, een veel zwaardere fiets.
In Oostenrijk fiets je hoge bergen, er zitten hobbels in en hele gave jumps en sommige afdalingen hebben rollers. Je hebt ook nog kombochten. Dat is een bocht met een hogere wand, waardoor je je fiets er ‘in kunt leggen’, dan heb je meer stabiliteit in de bocht.
Wat heb je nodig om te kunnen downhill mountainbiken?
Een fiets, dat snap je waarschijnlijk wel. In het begin, dat is net als bij andere sporten, is het niet super leuk. Nu ik er wel goed in ben, is het echt leuk. Je hebt er ook lef voor nodig. Mijn moeder gaat wel eens mee voor de gezelligheid en ze vindt het best spannend. Je moet wel een commitment hebben bij wat je doet.
Wat vind je er zo leuk aan?
Ik vind heel veel leuk. De snelheid sowieso. Er zijn veel verschillende paden en dat maakt het zo leuk, want je kunt in heel veel verschillende landen fietsen. In een park zijn wel jumps van 6 meter lang.
Ook het opbouwen van mijn fiets. Mijn vader is mechanic. Als er iets kapot is, kijk ik mee en vertelt mijn vader hoe ik dat moet maken en repareren we het samen. Mijn fiets is overgespoten en ziet er heel gaaf uit. We hebben samen mijn fiets opgebouwd.
Trucjes oefenen en nieuwe jumps doen. Zo heb je een tafeljump; een afzet met een landing. Bij een gapjump is er alleen maar een afzet en dan een paar meter verder een landing. Een grote tafel durven veel mensen wel, kleine gapjes vinden ze soms spannend. Meestal rij je achter vrienden aan en dan heb je precies de goede snelheid. Als je met vrienden fietst, word je van elkaar beter.
En met mijn vader fietsen. Als ik in mijn eentje zou gaan fietsen is het minder leuk. We praten ook veel tijdens het fietsen. Bijvoorbeeld als je omhoog moet fietsen, dan ben je maar aan het trappen, dat is heel saai. Met z’n tweeën let je daar minder op, dat vind ik super leuk aan het samendoen. Zoals je met een vriend op school zou praten, maar tijdens het praten ben je nu ook aan het sporten. Tijdens de afdaling praat je niet, dan moet je heel goed opletten.
Ben je wel eens gevallen?
Ja, zeker. Ik heb nog niets gebroken, maar dat gaat waarschijnlijk wel een keer gebeuren. Hoe ik het zie? Vallen hoort er gewoon bij!
Oppassen op iemand die ouder is dan jij.
Sommigen vinden het superknap, cool en mooi. Anderen weten dat het echt niet makkelijk is. Hoe zit dat?
door Atie le Sage
Wie ben je?
Ik ben Merel Lemmen, m3b.
Ik heb gehoord dat je iets bijzonders doet na schooltijd. Wil je daar iets over vertellen?
In het weekend pas ik op een meisje met het syndroom van Down. Ik ken haar omdat het de dochter is van vrienden van mijn ouders. Ze vroegen of ik een keer wilde oppassen en ik dacht dat is wel leuk.
Hoe oud is ze?
Ze is 15 jaar en ik ben zelf 14 jaar. Ze heeft het gedrag van een 4-jarige, maar ze groeit wel, dus ze heeft het lichaam van een 15-jarige en is heel sterk. Ze heeft de eerste drie klassen van de basisschool gedaan en nu volgt ze speciaal onderwijs op de Mikado in Gennep. Ik woon in Bergen en zij ook. Ik pas soms op van bijvoorbeeld 14.00 uur tot haar ouders terug zijn, omdat het dan meestal laat en donker is, word ik vaak gebracht en gehaald.
Wat voor dingen doe je tijdens het oppassen?
We kijken TV, schommelen buiten, wandelen en doen spelletjes. Ik kijk ook een beetje naar wat zij aangeeft wat ze wil doen. Ik vraag aan haar wat ze wil doen, maar daarop reageren is voor haar best moeilijk. Ze is heel vaak met dingen bezig, zoals met een touwtje spelen. Ik probeer dan haar aandacht te vangen, het touwtje weg te nemen en iets voor te stellen te gaan doen.
Wat vindt ze leuk om te doen?
Dat verschilt per dag, maar ze vindt het héél leuk om iets met dieren te doen, paardrijden of zo. Maar meestal ga ik met haar schommelen of voetballen. Dit doe ik bij hun in de achtertuin, want in de speeltuin kan ze prikkels krijgen of ergens om boos worden. Als ik heel duidelijk zeg, dit gaan we doen en niet anders, dan luistert ze meestal heel goed. Maar het is wel heel vermoeiend. Ik moet bijvoorbeeld niet boos tegen haar worden, want dan werkt ze niet mee.
De eerste keer had ik gedacht haar rustig naar bed te brengen. Toen was het gelijk: “Ik wil niet naar bed.” Een kind van vier jaar pak je dan misschien bij de hand, maar zij is gewoon veel te sterk. Ik heb toen heel veel moeite moeten doen. Het is me uiteindelijk gelukt met: “Als je nu je pyjama aandoet, mag je nog een filmpje kijken en een snoepje.” Nu vraagt ze zelf: “Mag ik naar bed?” dus dat is heel fijn, omdat ze toch best moe wordt als we veel doen.
Ze doet of zegt heel veel dingen na, zoals tong uitsteken, dus je moet echt wel opletten dat je niets geks zegt.
Vond je de 1e keer oppassen spannend?
Mijn ouders werken allebei met mensen met een verstandelijke beperking. Het bedrijf zit achter ons huis. Het is een echt familiebedrijf en ik werk er ook vaak, dus ik weet wel hoe ik met mensen met een beperking moet omgaan. En wat ook scheelt, ik kende haar natuurlijk al.
Wat vind je leuk aan het oppassen?
Ik vind het vooral leuk. En een uitdaging om toch iets met haar te doen, terwijl ze het zelf moeilijk vindt. Het is met haar gewoon heel anders, omdat ik veel creatiever moet zijn, vooral toen ik pas net oppaste. Nu kent ze me goed en ook als ze me op straat tegen komt, groet ze “Hé Merel” en is ze heel enthousiast en blij me te zien. Haar ouders zeiden ook dat ze nog nooit zoveel vertrouwen in iemand heeft gehad.
Ze is nu in de puberteit en heeft twee oudere broers. Als ze buikpijn heeft, leg ik haar oudere broers uit hoe ze sommige dingen moeten doen, omdat zij en ook haar broers daar geen ervaring mee hebben en ik natuurlijk wel. Dat hoort er gewoon bij.
Heb je iets geleerd van het oppassen?
Ik heb er wel van geleerd dat je met een beperking totaal afhankelijk van iemand bent en dat het veel moeilijker is dan het lijkt. Ik heb veel respect voor ouders gekregen. Je moet veel meer helpen, je hebt er echt wel je handen aan vol. Ik zag dat ook bij het werk van mijn ouders. Een enthousiaste begroeting op straat is echt heel anders, dan thuis iemand helpen en grootbrengen. Er komt echt veel bij kijken.
Wat wil je later gaan doen?
Eerst wilde ik dierenarts worden. Maar toen ben ik van vwo naar havo naar mavo gegaan en weet ik dat dierenarts het niet meer gaat worden. En dierenartsassistente is niet wat ik wil worden. Nu wil ik graag gaan werken met mensen met een beperking. Dat vind ik heel leuk en we hebben thuis allemaal dieren. Dan kan ik mooi beide combineren!